Instellingen
Als u de afbeeldingsinstellingen wilt bewerken, selecteert u
Menu
>
Media
>
Camera
>
Opties
>
Instellingen
>
Afbeelding
en definieert u de volgende instellingen:
•
Kwaliteit afbeelding
— Definieer hoeveel compressie er op de foto wordt toegepast wanneer deze wordt opgeslagen.
Hoog
biedt de beste afbeeldingskwaliteit, maar neemt meer geheugen in beslag.
Normaal
is de standaardinstelling voor
afbeeldingskwaliteit.
Gering
neemt het minste geheugen in beslag.
•
Opgen. afb. tonen
— Selecteer of de gemaakte foto moet worden weergegeven.
•
Afbeeldingsresolutie
— Selecteer de resolutie voor de foto's die u maakt.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
80
•
Stand.naam afbeeld.
— Selecteer
Datum
of
Tekst
voor de standaardnaam die aan een foto wordt toegewezen. Met de optie
Datum
wordt de datum als bestandsnaam gebruikt. Met de optie
Tekst
wordt door u gedefinieerde tekst en een nummer als
bestandsnaam gebruikt.
•
Gebruikt geheugen
— Selecteer het geheugen waarin afbeeldingen worden opgeslagen:
Telefoongeheugen
of
Geheugenkaart
.
Als u de video-instellingen wilt bewerken, selecteert u
Opties
>
Instellingen
>
Video
en definieert u de volgende instellingen:
•
Lengte
— Selecteer de lengte van de videoclips die u opneemt. De maximumlengte van een videoclip is afhankelijk van het
beschikbare geheugen.
•
Videoresolutie
— Selecteer de resolutie die wordt gebruikt voor de video-opname. De standaardinstelling voor de resolutie
is altijd de laagste instelling.
•
Standaardvideonaam
— Selecteer
Datum
of
Tekst
voor de standaardnaam die aan een opgenomen video wordt toegewezen.
Met de optie
Datum
wordt de opnamedatum als bestandsnaam gebruikt. Met de optie
Tekst
wordt door u gedefinieerde
tekst en een nummer als bestandsnaam gebruikt.
•
Gebruikt geheugen
— Selecteer het geheugen waarin videoclips worden opgeslagen:
Telefoongeheugen
of
Geheugenkaart
.
C a m e r a
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
81
14.